De rederijkers : het begin

Geschiedenis d'Eglantier Men mag gerust stellen dat onze toneelvereniging in het spoor trad van een lange toneeltraditie, want reeds op het einde van de 18e eeuw acteerde Geen Baetzugt tot Winst, maer over tot de Kunst. Dat rederijkersgezelschap stond zelfs in een wedstrijd te Wetteren op 17 september 1797 voor het voetlicht met de uit het Frans vertaalde tragedie Gabriëlle van Vergy. Dat is het enige bekende optreden, dankzij een notitie door E. Van der Straeten in zijn boek Le théâtre Villageois en Flandre.

Voor de geschiedenis bleef er meer bewaard van de op 1 oktober 1863 gestichte zang- en toneelmaatschappij Kunst naar Vermogen die zich tot doel stelde het beoefenen van de zangkunde, de bevordering der beschaving en het vereren van godsdienst en vaderland. Uit het kasboek blijkt dat aan de zang meer belang werd gehecht en zelfs aan de toneelavonden was een gedeelte zangspelen en/of luchtige zangen verbonden. Het hoogtepunt kende deze vereniging op 15 juni 1913 toen t.g.v. het Gulden Feest een grote stoet door de straten trok en op twee kiosken acht muziekkorpsen schitterden. Op 5 en 12 maart 1922 trad men voor het laatst op met o.m. het drama Een getrouwe knecht van Jaak Geertsen.



Politieke complicaties…het begin van het einde !

Geschiedenis d'Eglantier Maar ook het toneelbloed kroop waar het niet gaan kon, zodat veel van de leden mekaar terugvonden in de in 1924 opgerichte toneelbond De Xaverianen - Door Deugd naar Vreugd, onder impuls van onderpastoor Willems. Zij traden aanvankelijk op in een loods van E. Van Herreweghe, maar verhuisden in 1930 naar de zaal Julia in het dorp. Twee jaar nadien echter splitte die kring door politieke inmenging. Een deel zocht een onderkomen bij de nieuwe Liberale bond Kunst Veredelt. Die zou ruim een kwarteeuw op de scène blijven. Regie en toneelleiding bleef heel die periode in handen van Odilon De Cock, die ook actief was in de Gentse toneelwereld.

Ondertussen was in 1928 nog een kring gestart onder de naam Door eigen kracht, of zoals ze al vlug in de volksmond genoemd werden De Vlaamse Toneelbond, omdat zij na elke vertoning ook nog De Vlaamse Leeuw muzikaal vertolkten. Ook zij verhuisden in 1930 naar het podium bij Julia. Daar werd tevens een nieuw bestuur verkozen en werd de doopnaam in Door liefde en goede wil gewijzigd. Zij pakten uit met een gedurfd stuk. Onder de regie van de pas afgestudeerde licentiaat in de Germaanse filologie en doctor in de letteren en wijsbegeerte, Maurits Oosterlinck, speelde men De anarchist, een voor die tijd revolutionaire toneelavond, waarop zelfs enkele rijkswachters kwamen meekijken. In hun verslag werden echter geen opmerkingen gemaakt over inbreuken op de politieke zeden! In 1934 sloot die bond ook aan bij Door Deugd naar Vreugd die tot WO II bleef voortbestaan.

Meteen na de oorlog namen de katholieken de toneeldraad weer op. Een verjongde ploeg trad in de schijnwerpers, alweer met een nieuwe naam, Hoger Streven. Zij debuteerden in de nieuwe en moderne zaal Volkskring met het stuk van Anton Coolen, Kinderen van ons volk. Mettertijd gaven ze minstens vier opvoeringen per jaar en schreven ze zelf enkele knettergekke revues waarin de draak gestoken werd met het veelkleurige Serskampse volksleven na de wereldbrand. Zij vertoonden ooit Katelijne van Yvonne Waegemans waarin het probleem van een ongehuwde moeder werd uitgesponnen. Het stuk was verboden onder de 18 jaar, maar lokte bomvolle zalen.

Geschiedenis d'Eglantier

Tien jaar lang regisseerde Remi Rasschaert die nadien werd opgevolgd door Daniël Mortier, de latere TV-sportjournalist. In 1965 stond die kring echter voor het laatst op de planken met Huwelijksreis zonder man. Serskamp zat meteen zonder toneel voor bijna twintig jaar.

Toen in 1965 de Serskampse, eens zo bloeiende toneelvereniging Hoger Streven ophield te bestaan, was dat voornamelijk het gevolg van onverdraagzaamheid. Serskamp was zo verscheurd door de dorpspolitiek, dat het ene individu de andere het zonlicht niet meer gunde. Initiatieven van de ene groepering werden door andere de grond in geboord. Een ander element dat zeker leidde tot de ondergang was de opkomst van het medium televisie.

Zo kwam het dat podia in het rozendorp 20 jaar lang verstoken bleven van licht uit toneelspots, en dat Serskamp op de koop toe onthouden werd van zowat alles op het socio-culturele vlak. Een doods dorp was het, waar niets te beleven viel. Geen wonder dus dat vele jongeren in de buurgemeenten Schellebelle, Lede en Wetteren zochten wat zij in het eigen dorp niet vonden…



Een nieuw begin : d'Eglantier

Toen in 1984 de kersverse burgemeester, John Taylor, in samenwerking met het prille ACW, ter gelegenheid van Rerum Novarum enkele mensen bij mekaar sprokkelde om opnieuw een toneelvoorstelling op het getouw te zetten, was dat de eerste vonk van een hernieuwd verenigingsleven.

Uit as van Hoger Streven herrijst d’Eglantier, blokletterde een krantenknipsel uit mei 1984. Een citaat:

“Met medewerking van het ACW en ter gelegenheid van de Rerum Novarumherdenking verschijnt op vrijdag 11 mei een nieuwe toneelkring op de planken van het Jeugdheem. Deels met de leden van de vroegere kring ’Hoger Streven’, deels met jong en nieuw talent, brengt de pas opgerichte vereniging ‘d’Eglantier’ “De Spaanse Vlieg”, een komedie van Arnold & Bach in een regie van Hugo Baetens. Dat Serskamp zat te wachten op dergelijk initiatief blijkt reeds uit de belangstelling. Men moest al een bijkomende vertoning inlassen zodat er ook gespeeld wordt op 18 en 19 e.k.”

Het Jeugdheem waar werd gespeeld was destijds een halve ruïne. Het gebouw voldeed niet aan de minimumnormen van het toen toch ook al geldende comfort. Er waren bijvoorbeeld geen sanitaire voorzieningen. Het enige toilet bestond uit een buitenhok en had geen waterspoeling. De verwarming binnen, gebeurde met versleten mazoutkachels die het vaak lieten afweten. Er werd dus soms gerepeteerd bij binnentemperaturen onder nul. Maar we roeiden met de riemen die we hadden…

Geschiedenis d'Eglantier

De eerste keuze viel dus op de komedie De Spaanse Vlieg en onder de vertolkers waren heel wat debutanten te vinden, naast een paar oud-leden van Hoger Streven en enkele amateurs die al elders op het podium hadden gestaan. De opvoeringen vonden plaats op 11, 18 en 19 mei 1984. De opbrengst van de vertoningen ging naar de herstellingswerken aan het Parochiehuis het Jeugdheem. Een krant blokletterde : Spaanse vlieg, hopelijk geen ééndagsvlieg voor d’Eglantier.

De aanzet was gegeven en men wilde deze nieuwgeborene ook officieel maken. Op 11 september 1984 werd een bestuur gekozen voor de toneelvereniging d’Eglantier. Het was een niet zo toevallige naamkeuze als men weet dat de eglantier ook een wilde rozensoort is, voor de florakenners de rosa rubinigosa. Serskamp staat immers bekend als een plaats waar sinds jaren door hard werken rozen worden geteeld en veredeld. In die geest wou de amateursgroep pogen, stap voor stap, beter toneel te brengen. Kon men in het rozendorp, dat op de rozenroute ligt, een toepasselijkere doopnaam geven ?

Onder het voorzitterschap van Achiel Erauw kende het Serskampse toneel terug betere tijden. Het secretariaat werd van dan af en gedurende 10 jaar waargenomen door Gino Venneman. Het bestuur bestond verder nog uit Maurice De Bremme, Herman Gertner, Hans De Wael, Patricia Van Thuyne en Rita De Clercq. Er werden regels afgesproken en samengesmolten in een intern reglement.

Van bij het begin werd duidelijk gesteld dat men niet in dezelfde fouten mocht hervallen als in het verleden. Politiek was nog steeds een zere teen waarop zeker niet getrapt zou worden. Het enige doel was de Serskampse bevolking éénmaal per jaar een aangenaam avondje uit te bezorgen. En die bevolking was het daar blijkbaar mee eens, want het succes was overweldigend ! Van twee voorstellingen ging men al vlug naar drie, vier en vijf, want de vraag naar kaarten was werkelijk te groot.

Het succes van d’Eglantier leidde ook andere initiatieven in. Het Jeugdheem werd verbouwd en vernieuwd. Er kwam een aanbouw met keuken, 2 vergaderzaaltjes, een ingang en moderne toiletten. Overal werd centrale verwarming voorzien. Stilaan vonden ook andere verenigingen er hun onderkomen. Er mag gerust gesteld worden dat d’Eglantier een zeer grote steen heeft bijgedragen tot deze verrijzenis van het Jeugdheem, ook financieel, want na 6 jaar had het toneelbestuur in totaal reeds meer dan € 6200 geschonken aan de vzw Parochiale Werken die deze parochiezaal beheerde ! Nog vele duizenden euro’s zouden volgen in de jaren nadien. Bovendien heeft toneelkring d’Eglantier ook meegewerkt aan de verfraaiing van de zaal. Het nieuwe toneeldoek werd door de toneelvereniging aangekocht en eigenhandig gemaakt. Het podium werd vergroot en voorzien van stoftegelbekleding en een trapje. Het dure katrolsysteem om het doek open te draaien werd aangebracht. Ook de decorelementen en de podiumverlichting kochten wij zelf aan. Ze stonden steeds ter beschikking van andere verenigingen.



Belangrijke gebeurtenissen

Geschiedenis d'Eglantier Na de oprichting van de nieuwe vereniging was het hek pas goed van de dam. De volgende vertoningen werden reeds op 8, 9 en 16 februari 1985 gegeven met het stuk met de toepasselijke titel En zo begon het van Philip King, in een regie van Remi Rasschaert, die zijn strepen reeds gedurende 10 jaar had verdiend bij Hoger Streven. De kranten spraken lovend over d’Eglantier, dat het amper bij zijn tweede toneelseizoen niet ontbrak aan moed, omdat met deze komedie in drie bedrijven een moeilijk stuk op de planken van het Jeugdheem werd neergezet.

Decorbouwer in de beginjaren was Amedée De Mol, de 66-jarige ACV-voorzitter. Hij wist het schamele podium telkens tot een stijlvolle acteerruimte om te toveren. Later werd dit werk gedurende meer dan tien jaar overgenomen door Maurice François en André Vlaeminck. Ook zij wisten jaar na jaar decorpareltjes uit hun hoed te toveren.

Nog steeds in 1985, op 15, 16, 22 en 23 november, kwam het toneelstuk “Oscar” van Magnier, in een regie van Hugo Baetens, op de Jeugdheemplanken. Gezien het stijgend aantal toeschouwers werden er toen reeds vier vertoningen gepland. De kranten schreven : “Oscar werd hoogtepunt voor d’Eglantier”.

Drie jaar later, voor het stuk “Rare mensen”, moest d’Eglantier zelfs naar vijf vertoningen gaan, omdat de vraag naar kaarten verder bleef stijgen. Tot op heden is het bij datzelfde aantal vertoningen gebleven.

De regie zou lange jaren in handen blijven van Hugo Baetens. Hij was onze huisregisseur en nam maar liefst 18 van onze toneelstukken voor zijn rekening! De toneelkring is hem veel krediet verschuldigd. Andere regisseurs waren R emi Rasschaert (1 productie), Karel De Waele (1 productie), Joris Baetens (5 producties) en Daniël Ogiers (1 productie).




Wie zin heeft naar meer kan altijd hier verder lezen. (Laatste update jan. 2017)